Belgian panel for the detection of (presumed) inherited eye diseases in dogs and cats.
Panel belge pour le dépistage des tares oculaires (présumées) héréditaires du chien et du chat.
Belgisch panel voor het screenen van (vermoedelijk) erfelijke oogafwijkingen bij honden en katten.
Het hoofddoel van het oogonderzoek, erkend door het Europees College van veterinaire oftalmologen of ECVO (ECVO Eye Scheme examination) is het onderzoeken van de ogen van de dieren en het vaststellen van erfelijke en vermoedelijk erfelijke oogaandoeningen. Het onderzoek omvat een algemeen onderzoek van de ogen en de oogleden. Op die manier kunnen ook niet-erfelijke oogaandoeningen vastgesteld worden.
Op het einde van het onderzoek wordt een “Rapport-oog-onderzoek” (Certificate of Eye Examination) afgeleverd.
De belangrijkste voordelen van een Europees certificaat zijn:
• Door de toename van verkeer van dieren voor tentoonstellingen en voor het fokken, is een universeel certificaat, dat herkenbaar is in de andere landen, een noodzaak.
• De kwaliteit van het onderzoek is gegarandeerd: alleen de door de ECVO erkende dierenartsen mogen het ECVO certificaat afleveren. Door het gebruik van het ECVO certificaat stemt de onderzoeker in met het volgen van de richtlijnen die door de HED (Hereditary Eye Disease) Commissie van het Europse College worden opgesteld. Het betreft een controle op en garantie van de kwaliteit van zowel het oogonderzoek als het respecteren van de regels die opgelegd worden aan de onderzoekers door de ECVO, via de HED commissie.
Dr Gerlinde Janssens www.oog-dierenarts.be in Hemiksem
Dr Eveline Capiau, www.dierenoogarts.be, in Deurne
Dr Magda Grauwels, www.magdagrauwels.be, in Tongeren
Da Goedele Storms, www.oog-dierenarts.be, in Hemiksem
Dr Sébastien Monclin, www.caladrius.vet, in Wavre en aan de ULiège
Dr. Grauwels is de verantwoordelijke van het Belgische panel. U kan haar contacteren voor vragen. U kan ook contact opnemen met één van de andere leden van het panel.
Dr Aurélie Sauvage, www.phansen.be, in Sint Lambrechts Woluwe en aan de ULiège
De dierenartsen, die erkend zijn door de ECVO om het oogonderzoek uit te voeren en een internationaal formulier kunnen afgeven zijn:
1.ECVO diplomates (Dip. ECVO): houders van een Europees diploma in veterinaire oftalmologie
2.Onderzoekers die deel uitmaken van het nationale oogpanel van het betrokken land, voor de bestrijding van erfelijke en vermoedelijk erfelijke oogaandoeningen, en als eye scheme examiners (ESE) erkend werden door de ECVO.
Voor België zijn de zeven leden die officieel erkend zijn door de European College of Veterinary Ophthalmology (ECVO) om deze certificaten uit te geven:
(klik op de foto's)
De aanbevelingen werden zowel opgesteld voor fokdieren als voor dieren die niet ingezet worden voor de fok. Het doel van het onderzoek bij deze laatste groep is om belangrijke informatie te verzamelen omtrent het voorkomen van een specifieke erfelijke oogaandoening binnen een bepaald ras en omtrent de wijze van overerving van die aandoening.
-Voor ieder fokdier : het onderzoek wordt jaarlijks uitgevoerd en start vooraleer het dier een eerste maal gebruikt wordt voor de fok (het ECVO-certificaat is één jaar geldig).
-Voor een dier dat niet gebruikt wordt in de fok : het oogonderzoek wordt vier maal uitgevoerd : op de leeftijd van 1 jaar, 3 jaar, 6 jaar en 9 jaar.
Er is geen enkele specifieke aanbeveling met betrekking tot de leeftijd waarop pups dienen te worden onderzocht, met uitzondering van de rassen waarbij Collie Eye Anomaly (CEA) voorkomt.
De aanbeveling van het ECVO EYE SCHEME bij die rassen is om het oogonderzoek te laten plaatsvinden bij pups tussen 6 en 8 weken en nadat ze een identificatie-chip hebben gekregen.
Afwijkingen van het ligamentum pectinatum (PLA of PLD), ook dysplasie van het ligamentum pectinatum of goniodysgenesis (goniodysplasie) genoemd, is een aangeboren en als erfelijk beschouwde oogafwijking ter hoogte van de iridocorneale hoek. Met behulp van een speciale contactlens worden deze structuren onderzocht, dit onderzoek noemt men gonioscopie (foto).
De mate van goniodysplasie wordt als volgt ingedeeld :van minst naar meest ernstig afwijkend :
1.Fibrae latae: de abnormale ligamenten(of strengen) zijn korter en dikker dan de normale strengen
2.Laminae : weefselplaten over een varierende afstand met tussenin normale of afwijkend vertakte ligamenten
3.Occlusio :doorlopende weefselplaat met of zonder openingetjes, « flow-holes » genoemd
De iridocorneale hoek kan ook vernauwd zijn, met of zonder vernauwde voorste oogkamer.
Cataract: Hieronder wordt verstaan elke al dan niet erfelijke niet-fysiologische opaciteit van de lens en/of het lenskapsel. Cataract kan aangeboren of verworven zijn. De lenstroebeling kan leiden tot blindheid indien ze beiderzijds en volledig is. Alle cataracten, zowel de uni- als de bilaterale en in het bijzonder nog de corticale cataracten zijn oogaandoeningen die als “vermoedelijk” erfelijk worden beschouwd. Uitzonderingen hierop zijn de cataracten die geassocieerd zijn met een trauma, een ontsteking, een metabole of toxische aandoening, een voedingstekort of ouderdom. Ook kan in sommige gevallen de aanwezigheid van persisterende pupillaire membranen of een persisterende A. hyaloïdea gepaard gaan met cataract.
Collie eye anomalie (CEA): vermoedelijk erfelijk aangeboren oogaandoening bij de collie en verwante rassen. Het betreft een syndroom waarbij mogelijk verschillende congenitale oogafwijkingen worden gezien. Er is een aantasting van het vaatvlies, de sclera en indirect ook van de papil en de retina.
CEA wordt gekenmerkt door bilaterale, vaak symmetrische, letsels. Hypoplasie van het vaatvlies is mogelijk (CH,CRD), al dan niet gepaard gaand met coloboma van de papil , en in sommige gevallen ook nog met retinaloslating en intraoculaire bloedingen. Aantasting van het gezichtsvermogen is afhankelijk van de graad van aantasting van het oog en kan variëren van gering tot uitgesproken gezichtsverlies en zelfs blindheid.
Cornea dystrofie : als erfelijk beschouwde oogafwijking. Bilaterale hoornvlies vertroebelingen (meestal vetkristallen), veelal centraal gelegen ter hoogte van het epitheel, het stroma of het endotheel.
Endotheliale dystrofie of seniele endotheliale degeneratie : door de verminderde/ afwezige functie van het endotheel verhoogt het water gehalte in het stroma. Dit veroorzaakt een verdikking en een oedeem met vertroebeling van de cornea. Deze aandoening kan leiden tot verminderde visus en ulcussen. Als erfelijk beschouwde oogafwijking bij Boston terrier en Chihuahua.
Dystrofie van het hoornvlies (epitheel/stroma): niet-inflammatoire opaciteit van het hoornvlies (van wit tot grijs met een kristallijn aspect) op het niveau van één of meerdere lagen van het hoornvlies. Vaak in combinatie met een afzetting van cholesterol of van andere lipieden (of vetten) in het hoornvlies.
Distichiasis : aanwezigheid van enkele of zeer vele haren ter hoogte van de ooglidrand, ze irriteren of kwetsen de cornea, hun haarwortel bevindt zich op een abnormale plaats (meestal klier van Meibomius), het is een als erfelijk beschouwde oogafwijking vooral zichtbaar bij jonge dieren maar kan op elke leeftijd voorkomen.
Ectopische cilie : als erfelijk beschouwde oogafwijking waarbij één of enkele haartjes groeiend uit een ectopische haarwortel onder de conjunctiva deze laatste perforeren in de richting van de cornea die zeer snel gekwetst wordt, zeer pijnlijk
Ectropion : een als erfelijk beschouwde oogafwijking waarbij (een deel van) de onderste ooglidrand naar buiten krult en chronische conjunctivitis veroorzaakt ; waarschijnlijk polygenische vererving en beinvloed door de vorm van de schedel, anatomie van de orbita, hoeveelheid en type van huidplooien.
Ectropion en macroblefaron of te ruime oogspleet : een als erfelijk beschouwde oogafwijking waarbij de oogspleet te lang is, de onderste ooglidrand naar buiten krult dikwijls geassocieerd met entropion van mediaal en lateraal deel van onderooglid, ook soms « diamant eyelids » genoemd, veroorzaakt pijnlijke ernstige cornea en conjunctivale aandoeningen
Entropion : een als erfelijk beschouwde oogafwijking waarbij (een deel van) de ooglidrand naar de oogbol krult en pijn en cornea irritatie/ kwetsuur veroorzaakt ; waarschijnlijk polygenische vererving en beinvloed door de vorm van de schedel, anatomie van de orbita, hoeveelheid en type van huidplooien.
Hypoplasie van de papil: aangeboren oogafwijking waarbij de oogzenuw abnormaal ontwikkeld is. De aandoening veroorzaakt blindheid en abnormale pupillaire reflexen. De aandoening kan niet onderscheiden worden van een micropapil bij het ECVO oogonderzoek indien de pupillen al gedilateerd zijn.
Luxatie van de lens (primaire) : vermoedelijk erfelijke oogaandoening ; gedeeltelijke (subluxatie) of volledige verplaatsing van de lens vanuit zijn normale anatomische positie, in de patellaire fossa, achter de pupil. De lensluxatie kan een verhoging van de intra-oculaire druk (glaucoom) uitlokken met een beschadiging van het zicht of blindheid tot gevolg.
Ligamentum pectinatum: soort fibreuze banden die vertrekken van de iris basis en vastgehecht zijn aan de binnenzijde van het hoornvlies ter hoogte van de toegang naar het kamerwaterafvoersysteem.
Macroblefaron : te lange oogspleetlengte, een als erfelijk beschouwde oogafwijking, indien de laterale ooglidhoek geen steun heeft zal dit samengaan met ectropion-entropion , veroorzaakt pijnlijke ernstige cornea en conjunctivale aandoeningen
Micropapil: aangeboren oogafwijking waarbij de papil klein is maar die niet geassocieerd wordt met een gezichtsverlies. Deze aandoening kan meestal niet onderscheiden worden van een hypoplasie van de papil/discus oogzenuw bij het ECVO oogonderzoek indien de pupillen al gedilateerd zijn.
Persisterende membrana pupillaris:
Aangeboren, vermoedelijk erfelijke oogafwijking waarbij restanten van embryonale bloedvaten en embryonaal weefsel, die normaal regresseren tijdens de eerste 4-5 weken na de geboorte, achter gebleven zijn in de VOK. De restanten kunnen verlopen van iris naar iris, van iris naar cornea (tegen het endotheel van de cornea) of van iris naar voorste lenskapsel. Restanten tussen iris en cornea en tussen iris en lens geven een verhoogde kans op een verminderd zicht.
Persistentie van de vasculaire tunic van de lens/ persistentie van het primair vitreum (PHTVL/PHTV) : aangeboren, vermoedelijk erfelijke, oogaandoening die het gevolg is van het niet regresseren van het vasculair embryologisch netwerk dat de lens omgeeft en ook van het primaire vitreum. Dit laatste regressseert dan niet tijdens de eerste 2 tot 3 levensweken. Deze aandoening wordt in 6 graden onderverdeeld. Graad 1 wordt gekenmerkt door kleine gele tot bruine puntjes vooral in het midden van de achterkant van het achterste lenskapsel, in 1 of 2 ogen. Deze letsels blijven stabiel en tasten het gezichtsvermogen niet aan. De meer ernstige vormen (graad 2 tot 6) treden meestal beiderzijds op en leiden tot gezichtsverlies of zelfs blindheid.
Progressieve retina-atrofie (PRA) : vermoedelijk erfelijke oogaandoening ; groep bestaande uit voornamelijk beiderzijdse erfelijke, dysplastische en/of degeneratieve oogaandoeningen van de fotoreceptoren, leidend tot gelijktijdige blindheid van beide ogen. De leeftijd waarop deze blindheid optreedt, verschilt van ras tot ras en van het onderliggende ziekteproces (dysplasie en/of degeneratie). De afwijkingen van de fotoreceptoren kunnen aangetoond worden met behulp van een electroretinogram (dit onderzoek maakt geen deel uit van het standaard ECVO-onderzoek ter opsporing van erfelijke oogaandoeningen) vooraleer er ter hoogte van de oogfundus veranderingen zichtbaar zijn met de oftalmoscoop. Deze laatste veranderingen bestaan tijdens de eerste stadia van de aandoening uit een verandering in de reflectiviteit met een grijsachtige verkleuring in de periferie van de tapetale zone en dit in combinatie met een lichte vernauwing van de bloedvaten. Met het voortschrijden van de aandoening, verschijnen meer gegeneraliseerde afwijkingen : hyperreflectie van de tapetale zone, depigmentatie van de niet-tapetale zone, heterogene verdeling van het pigment in de niet-tapetale zone, ernstige verdunning van de bloedvaten en bleke papil. Er zijn talrijke genetische varianten van PRA met inbegrip van verschillende vormen van staafjes/kegeltjes-dysplasiën of degeneraties (rcd1-4) en van progressieve degeneraties van de kegeltjes en staafjes (prcd). Voor meerdere rassen kan met behulp van DNA-testen de betrokken genetische mutatie worden opgespoord.
Retina dysplasie: “vermoedelijk” erfelijke oogaandoening waarbij het netvliesabnormaal ontwikkeld is. Deze aandoening kan reeds vroeg in het leven vastgesteld worden door middel van oftalmoscopie. Typisch zijn plooitjes in de neuroretina, rozetten en partiële tot totale netvliesloslatingen. Deze aandoening is niet progressief en kan zich onder 3 vormen manifesteren: (multi) focaal, geografisch en totaal.
- (multi) focale dysplasie: hierbij komen er een enkel of meerdere lijnvormige, triangulaire of gebogen lijntjes voor. Als ze worden waargenomen bij pups kan deze vorm van dysplasie gedeeltelijk of volledig verdwijnen bij het opgroeien. De invloed van deze lijntjes op het gezichtsvermogen is onbekend.
De 2 andere vormen van dysplasie, de geografische en de totale, die bij een aantal rassen bewezen erfelijk zijn, kunnen bij de meest ernstige vormen aanleiding geven tot blindheid. De genetische relatie tussen plooitjes en de meest ernstige vormen van retina dysplasie is tot op heden nog onbekend.
- geografische retina dysplasie: hierbij is een grotere zone van de retina abnormaal ontwikkeld. De dysplastische zone kan de vorm van een hoefijzer hebben of cirkelvormig zijn. Ze bevindt zich meestal in het centrale deel van het tapetum, dichtbij de dorsale retinale bloedvaten. Deze gebieden bestaan deels uit verdunde en deels uit verheven zones waar er een lokale retina loslating is en waar de retina gedesorganiseerd is. Deze vorm kan gepaard gaan met gezichtsverlies.
- totale retina dysplasie: ernstige desorganisatie van de retina gepaard gaand met een totale loslating van de retina. Ook hier treedt gedeeltelijk of volledig gezichtsverlies op.
Ook deze 2 laatste vormen kunnen al vastgesteld worden bij pups.
Het genetisch verband tussen deze drie vormen werd nog niet voor alle betrokken rassen onderzocht.
Trichiasis: haartjes met normaal geplaatste haarworteltjes, die door een afwijkende stand de conjunctiva en/of cornea irriteren ; komt veel voor ter hoogte van de nasale ooghoek, de neusplooi en de bovenoogleden, een als erfelijk beschouwde oogafwijking
Copyright © All Rights Reserved